Vooraf

Vooraf

William Shakespeare schreef 126 sonnetten voor een mooie (blonde) jongeman, ook wel aangeduid als de vriend, en 26 sonnetten voor een ‘donkere dame’, ook vaak de minnares genoemd. Deze gedichten behoren tot de meest persoonlijke teksten van Shakespeare. Ze gaan over de liefde en alles wat daarbij hoort. Over de vroege verbijstering van verliefdheid, de bewondering voor het mooie uiterlijk van de geliefde, het gevoel dat die ander alles voor je is, het gemis bij tijdelijke afwezigheid. Het gaat over lust en seksuele concurrentie, schuldgevoelens over de toen verboden homoseksualiteit, over terechte of onterechte jaloezie, wispelturigheid, de verbittering over het bedrog van overspel, het leeftijdsverschil en het ouder worden, verdriet bij het idee van dood en verlies. De sonnetten behoren tot de mooiste liefdespoëzie.

Er is veel gespeculeerd over wie de jongen en de vrouw waren en in welke verhouding ze tot Shakespeare en mogelijk ook tot elkaar stonden. Vrijwel niets daarover is zeker. Of de sonnetten dus autobiografisch zijn blijft onduidelijk. Ook over Shakespeare weten we immers heel weinig. In ieder geval is wel duidelijk dat de sonnetten persoonlijk en intiem bedoeld zijn en dat ze ons na al die jaren (de oudst bekende publicatie is van 1609) nog steeds weten te raken.

Door de intieme toon zou je denken dat het persoonlijke ontboezemingen zijn. Wie zou dat allemaal hebben kunnen opschrijven zonder uit eigen ervaring te spreken? Maar het kan ook als fictie bedoeld zijn, ook dat weten we niet.

Belangrijk is wel te weten dat Shakespeare schreef voor het gewone volk. Zijn toneelstukken werden soms wel opgevoerd in de huizen van de rijken of de paleizen van de adel, maar vooral ook in openbare theaters waar een kaartje voor de laagste rang slechts een penny kostte. Dat de sonnetten net zo publiek waren is alleen al door hun aard onwaarschijnlijk. Het is zelfs onduidelijk of de sonnetten met toestemming van Shakespeare zijn uitgegeven. Er is veel gespeculeerd over dat het een illegale uitgave zou zijn en dat de toenmalige uitgever ook de volgorde van de bijeengesprokkelde gedichten zou hebben bepaald. Dat laatste lijkt echter niet zo te zijn, er zijn steeds meer verbanden tussen opeenvolgende sonnetten gevonden en ook de nummering heeft een duidelijke symboliek. De intieme sonnetten hebben een privékarakter en dat maakte publieke uitgave minder voor de hand liggend.

Vele commentatoren, vertalers en literatuurwetenschappers hebben aangegeven hoe we de sonnetten zouden moeten plaatsen en begrijpen. Door het gebrek aan biografische gegevens over Shakespeare blijft het meeste echter speculatie. We weten dus vrijwel niets met zekerheid, maar we vermoeden wel iets. Geopperd is wel dat de bewonderde jongeman waarschijnlijk een heer van stand was die misschien een vriendenkring liet entertainen door de poëzie van een of meer daarvoor waarschijnlijk betaalde dichters. De prachtige taalvondsten, dubbelzinnigheden en woordgrappen zouden daarop wijzen. Deze jonge edelman was dus misschien uiteindelijk de opdrachtgever van Shakespeare of zelfs zijn beschermheer. Een aantal humorvolle sonnetten zijn daarmee misschien verklaard en ook de sonnetten waarin het over rivaliserende dichters gaat. Maar er zijn ook sonnetten die veel persoonlijker zijn en daarbij ligt het helemaal niet voor de hand uit te gaan van gebruik als entertainment, laat staan van schrijven in opdracht. En zo zijn er nog vele andere vragen.

De eerste 17 sonnetten beginnen bijvoorbeeld met een ophemeling van (de schoonheid van) de jongen en een steeds herhaalde aansporing nu eindelijk eens voor nageslacht te gaan zorgen. Maar waarom wordt dat steeds herhaald? Misschien zijn die eerste 17 sonnetten wel geschreven in opdracht van de ouders van de jongen?

Bij sonnet 18 vindt echter een wending plaats. De dichter bekent zijn werkelijke liefde voor de jongeman en de toon is daarna veel intiemer. De jongen bedriegt de dichter echter met een vrouw, misschien wel de donkere dame, en de sonnetten krijgen dan een verbitterde toon. De sonnetten voor de donkere dame (127-152) kennen ook die verbittering. Daarin worden haar de nodige verwijten gemaakt over dat ze de ik-figuur bedriegt met de (of een) vriend. Uiteindelijk verliest hij zowel haar als de vriend.

Zo lijkt het althans, want omdat er zo weinig biografische gegevens over Shakespeare bekend zijn, is ook niet vast te stellen of Shakespeare homo-, bi- of heteroseksueel georiënteerd was, wat in die tijd overigens ook geen bekende categorieën waren. Ook is niet vast te stellen wie de rijke jongeling en de donkere dame waren of wat hun oriëntatie was. Zelfs is gesuggereerd dat de donkere dame eigenlijk een man in travestie zou zijn en ook wel dat de sonnetten eigenlijk gelezen moeten worden vanuit het perspectief van een vrouw en dat dus de ik-figuur, de verteller, een vrouw zou zijn. Hoe dan ook, we weten het niet, voor al die speculaties zijn geen bewijzen te vinden. Misschien moeten we het daar maar bij laten. Zelfs het hele idee om de sonnetten autobiografisch op te vatten is maar een theorie.

De ontvangst van de sonnetten verschilde ook door de tijden heen. Vroeger was het natuurlijk bijna niet voorstelbaar dat de grootste dichter in het Engels taalgebied werkelijk vol liefde gericht aan een jongeman schreef. Dat kon toch niet zo zijn? Er moest sprake zijn van een vergissing. Shakespeare was immers ook getrouwd en de naam van zijn vrouw lijkt zelfs in een van de sonnetten terug te komen. Er werden door uitgevers en commentatoren zelfs correcties in de tekst aangebracht om maar geloofwaardig te maken dat het allemaal aan een vrouw gericht was. Later is meer geaccepteerd dat de eerste 126 sonnetten aan een jongeman gericht zijn en de 26 daaropvolgende aan een vrouw. Toch wordt ook recent nog aangetoond dat veel sonnetten zowel aan een man als aan een vrouw gericht kunnen zijn, wat dan deels weer onderuitgehaald wordt door verbanden tussen elkaar opvolgende sonnetten in miniseries van twee of drie of meer sonnetten waarbij er één sonnet wel een referentie aan een man heeft. Wat dan ook weer voedsel geeft aan de theorie het vanuit vrouwelijk perspectief te lezen. En zo verder.

Dit alles doet echter niets af aan de kracht van de sonnetten die - zoals gezegd - tot de mooiste liefdespoëzie behoren. De toon van de sonnetten is soms tragisch, sentimenteel, doorspekt van zelfmedelijden, maar evenzo vaak ontroerend realistisch, scherpzinnig en spitsvondig, humoristisch en bovenal overweldigend menselijk.